Je kunt werken met variabelen. Hier geven we de variable a de waarde 3.5 (we werken in R altijd met decimale punten, nooit komma’s):
a = 7 / 2
Dit spreek je uit als “a wordt 7 gedeeld door 2”. Een variabele kun je zien als een huis waar een waarde (hier een getal) kan wonen. In het huis genaamd a woont nu de waarde 3.5. Je kunt de waarde van a opvragen simpelweg door a in the tikken:
a
## [1] 3.5
Je kunt a ook in een formule gebruiken:
a ^ 2
## [1] 12.25
Je kunt rustig a weer een andere waarde geven:
a = 5
a
## [1] 5
Vraagje: wat is de waarde van a na de volgende drie commando’s?:
b = 5
a = 2 * b
b = 7
De waarde van a wordt in de tweede regel 10, en blijft dat ook na de derde regel. De helft van de cursisten denkt dat a 14 wordt, omdat a twee keer b is, en b is inmiddels 7. Sommige “declaratieve” programmeertalen (zoals Prolog) werken inderdaad zo, maar R en andere procedurele programmeertalen (zoals C, Python, Java of Praat-script) werken zo niet: na de tweede regel woont in huis a het getal 10, en niemand weet meer hoe die 10 daar ooit gekomen is.